Pluis woonde in een soort andere wereld, legde Daantje me uit, waarin alles op een sprookje leek. Hoe vond ik het nou, nu ik er was? Ik keek om me heen. We liepen over een straat met kinderkopjes, in de achtergrond speelde filmmuziek, ik vond het best leuk! Naarmate we dichterbij het huis van pluis kwamen, groeiden er steeds minder planten. Toen we voor het huis stonden was er geen grassprietje meer te bekennen, en alle bomen om ons heen waren zwart en kaal als in een griezelfilm. Het huis was een gigantische witte vierkante villa. In de kleine voortuin groeiden enorme pompoenen, maar verder niks, geen onkruid, alleen die megapompoen.
Daantje belde aan, een zware dingdong-deurbel. De man van pluis deed open, maar hij was ook haar butler. Hij had een net pak aan met een strikje. We werden binnengelaten in het huis, Daantje babbelde wat tegen man/butler en daar was ik blij mee, want ik wist niks te zeggen.
Het huis was megadonker. De vloer was van heel donker hout en de ramen waren bedekt met grote bruine gordijnen met een patroontje erop. Alle meubels waren bruin. Pluis kwam de kamer binnen. Ze was kaal en had een lange witte, Cruella De Vil achtige jurk aan. 'Ga jij daar maar zitten' zei ze tegen mij en ze wees op zo'n krukje met wieltjes eronder wat ze in schoenenwinkels altijd hebben. Ik ging daar zitten, een beetje aan de zijkant, terwijl Daantje en pluis wat praatten, ik deed niet mee aan het gesprek. Pluis vertelde dat ze leefden van de watermeloenenbusiness (de pompoenen in de voortuin waren nu dus watermeloenen, foutje in de droom). Dat zou ze wel missen als ze naar Amerika ging, de watermeloenenhandel. Hier in de magische grond groeiden ze zo groot, dat kon nergens anders. Daantje vertelde dat iedereen van WS een liedje voor haar had uitgekozen en op cd had gebrand. 'Oh leuk

En voor we het wisten stonden we weer buiten. 'Apart figuur is die pluis' zei ik tegen Daantje terwijl we terug liepen. 'Ja' antwoordde ze 'In mijn herinnering was ze aardiger'.